Deze speciale rechtbank had slechts achttien verdachten om te berechten voor de massamoord op tussen de zeshonderd en tweeduizend burgers en de verwoestingen die Indonesische militairen en pro-Indonesische milities aanrichtten nadat Oost-Timor in 1999 voor onafhankelijkheid had gekozen.

Van de achttien verdachten zijn er twaalf vrijgesproken. Slechts zes werden schuldig bevonden: een militieleider, de vroegere Indonesische gouverneur van Oost-Timor, de toenmalige politiechef in de hoofdstad Dili en drie Indonesische officieren.

De veroordeling van de laatste, generaal-majoor Adam Damiri, was een verrassing. De aanklagers hadden vrijspraak bepleit, omdat ze het door henzelf aangevoerde bewijs voor de ten laste gelegde schendingen van de mensenrechten onvoldoende vonden. Damiri, die tot drie jaar werd veroordeeld, mag zijn hoger beroep in vrijheid afwachten.

Het Speciale Tribunaal voor de Mensenrechten werd door de Indonesische regering in het leven geroepen onder zware druk van de internationale gemeenschap. Organisaties voor de mensenrechten hebben felle kritiek geuit op deze rechtbank: te veel verdachten zijn vrijgesproken, en degenen die wel zijn veroordeeld, kregen milde straffen.

Nu het Tribunaal zijn werkzaamheden heeft beëindigd, lijkt de laatste kans verkeken dat de moordenaars van de Nederlandse journalist Sander Thoenes ooit worden berecht.

In principe zou de zaak nog kunnen worden behandeld voor een door de VN in het leven geroepen tribunaal in Oost-Timor. Maar Indonesië weigert medewerking met dat tribunaal.